martijnver
|
1 |
autoriteitEen bepaalde macht of gezag, de mogelijkheid om naar eigen goeddunken beslissingen te nemen over andere mensen of dingen. Autoriteit wordt vaak gebruikt om de overheid of (politieke) gezagsdrager te beschrijven. De persoon of instantie met autoriteit stelt de regels en wetten op, en ziet erop toe dat die gehandhaafd worden. De autoriteit heeft een bevoegdheid over een bepaald gebied, op een bepaald levensdomein (gezondheidszorg, verkeer, ordehandhaving, ...). Autoriteit betekent in een wetenschappelijke context ook: iemand die ergens veel van af weet, iemand die een expert ter zake is. Synoniemen van autoriteit zijn: expert, gezaghebber, overheid, kenner, gezagsdrager, bestuur, bewind, macht. Na wekenlange rellen tussen betogers en politie, besloten de autoriteiten om de avondklok in te stellen.
|
2 |
solidariteitDe bereidheid om niet enkel in eigenbelang te handelen, maar de groepsbelangen voorop te stellen. Solidariteit impliceert een gevoel van betrokkenheid en verbondenheid met anderen, dat tot uiting komt in acties die er niet enkel op gericht zijn de eigen doelen na te streven en de eigen behoeften te bevredigen. Solidariteit is een bewuste keuze die je als mens maakt om anderen als (even-)waardig te beschouwen. Je zet een deel van je eigen welvaart, krachten of middelen in om tegemoet te komen aan de rechten en behoeften van anderen die minder fortuinlijk zijn. In juridische context: zich aansprakelijk stellen (hoofdelijkheid) ten aanzien van schuldeisers en schuldenaren. Solidariteit is het fundament waarop we ons moderne sociale zekerheidsstelsel hebben gebouwd.
|
3 |
Abstract1) Als zelfstandig naamwoord: een korte samenvatting van de opzet, het verloop en de conclusies van een wetenschappelijk onderzoek. Staat meestal aan het begin van het artikel waarin het onderzoek wordt beschreven. 2) Als bijvoeglijk naamwoord: Niet concreet, zonder tastbaar of zichtbaar beeld. Algemeen, principieel. Wat abstract is, bestaat uit ideeën, concepten, logische relaties en principes. Het is niet materieel, verwijst niet naar concrete zaken. Abstracte ideeën zijn vaak moeilijk te begrijpen, maar kunnen verduidelijkt worden met concrete ideeën.
|
4 |
impulsiefZonder veel na te denken, spontaan, zonder op voorhand zorgvuldig de gevolgen of impact van een actie te overwegen. Iemand die impulsief handelt, staat niet stil bij wat hij doet. Hij reageert meteen op zijn instincten, emoties en prikkels en is ondoordacht. Impulsiviteit is een belangrijk deel van iemands persoonlijkheid, dat een grote impact kan hebben op iemands relaties en levenskwaliteit. De moordenaar handelde in een vlaag van woede. De moord was impulsief, en dus was er geen sprake van een voorbedachte rade.
|
5 |
beroepshoudingDe manier waarop je je gedraagt bij het uitoefenen van je beroep. Beroepshouding is een erg breed begrip dat alle verschillende facetten van het beroepsleven omvat: - De kwalificaties, opleidingen en ervaringen die belangrijk zijn voor de competenties waarover je beschikt en die gebruikt op het werk. - Je normen en waarden; je vermogen en intentie om integer te handelen; je 'moreel kompas'. - Je relaties met collega's, meerderen en klanten; je communicatieve en interpersoonlijke vaardigheden; de manier waarop je jezelf plaatst binnen het team en het bedrijf. - Je opvattingen over de manier waarop je je functie moet uitoefenen (proactief versus passief, competitief versus loyaal). Je beroepshouding omvat dus veel meer dan enkel de taken die je uitvoert. Het gaat erom hoe je die taken uitvoert, in welke mate je samenwerkt of concurreert met anderen binnen het bedrijf, welke normen en waarden jij belangrijk vind op de werkvloer en hoe dat tot uiting komt, ... Die nieuwe collega werd al na een maand ontslagen. Hij leverde degelijk werk, maar kwam voortdurend in conflict met zijn collega's. Het management vond zijn beroepshouding maar niks.
|
6 |
dynamischWat in beweging is, wat niet stilstaat maar evolueert, veranderlijk is. Iets dat energiek, beweeglijk of actief is. Het tegengestelde van dynamisch is statisch. De financiële markten zijn dynamisch, want de koersen van individuele bedrijven veranderen voortdurend en beïnvloeden elkaar.
|
7 |
CompetentieDe juiste vaardigheden, kennis en handelswijze die iemand in staat stellen om een taak adequaat uit te voeren. Bekwaamheid. Competenties ontwikkel je op school (bv. Engelse taalvaardigheid), in het dagelijkse leven (bv. communicatieve vaardigheden) en op je werkplek (bijvoorbeeld klantgerichtheid, leiderschap). Hoewel iedereen andere talenten heeft, kunnen de meeste competenties wel aangeleerd worden door middel van de geschikte training. In een juridische/bestuurskundige context betekent competentie bevoegdheid, het recht om ergens gezag over uit te oefenen. Het kan dan gaan om de bevoegdheid van een overheid om wetten te maken waar burgers zich aan moeten houden, maar ook over de bevoegdheid van een rechtbank om zich over een bepaald geschil uit te spreken. Het heeft geen zin om te solliciteren voor een baan als je niet over de competenties die in het vacaturebericht vermeld worden beschikt.
|
8 |
ParadigmaEen coherent stelsel van theoretische, filosofische en wetenschappelijke modellen en aannames die dienen als uitgangspunt en denkkader om de realiteit te analyseren, interpreteren en beschrijven. Paradigma's zijn deels cultureel bepaald: ze zijn afhankelijk van normen, waarden en geloofsovertuigingen die ons wereldbeeld mee bepalen. Daarnaast hebben wetenschappelijk onderzoek en de steeds voortschrijdende inzichten binnen een wetenschappelijke discipline een belangrijke invloed op het denkkader van waaruit we de wereld beleven. Vaak zijn we ons zelfs niet meer bewust van onze eigen paradigma's: het zijn stellingen en aannames die we als zo vanzelfsprekend vinden (o.a. door onderwijs) dat we ook blind zijn voor de tekortkomingen ervan. In de taalkunde bestaat een paradigma uit alle verschillende verschijningsvormen van een of meerdere woorden, die in grote lijnen hetzelfde betekenen maar verschillen in vorm. Welke vorm er gekozen wordt, hangt af van de context. Een goed voorbeeld van een paradigma is dat van de naamvallen in talen als het Latijn. De relativiteitstheorie van Einstein maakt deel uit van ons hedendaagse wetenschappelijke paradigma.
|
9 |
arrogantVerwaand, zelfingenomen, vol van zichzelf, hoogmoedig. Wie zichzelf als beter dan de rest beschouwd, en anderen daarom zonder respect behandelt, is arrogant. Met ongegronde trotsheid en zelfverheerlijking op anderen neerkijkend. Hij is zo arrogant, hij denkt echt dat hij beter is dan al de rest.
|
10 |
agnostEen agnost is iemand die geen enkele geloofsovertuiging heeft, niet gelooft in een god, een hogere macht of een spirituele entiteit. In tegenstelling tot atheïsten, sluiten agnosten het bestaan van een god of een hogere macht echter niet volledig uit; ze stellen eenvoudigweg dat het onmogelijk is om te weten of zo'n wezen al dan niet bestaat, en kiezen er om die reden voor om zich afzijdig te houden en niet deel te nemen aan religieuze activiteiten of enige vorm van geloofsbelijdenis te onderhouden. Ik zeg niet dat god niet bestaat, ik zeg dat ik het niet weet. Ik ben een agnost.
|