Een hormoon dat op stressvolle momenten wordt geproduceerd en dat de hartslag, bloedcirculatie en andere functies van het lichaam beïnvloedt.

Een term die wordt gebruikt om te beschrijven hoe het lichaam zich probeert aan te passen aan een verminderde bloedstroom die bij hartfalen aanwezig is. Het gaat vooral om toename van de hartslag en extra vochtretentie door de nieren.

Een toename in grootte van weefsel, een orgaan of een spier.

Een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd en dat zorgt dat lichaamscellen de glucose die in de bloedbaan zit kunnen opnemen en kunnen gebruiken om energie te leveren voor de cellen.

Een proces waarbij een abnormale hartslag wordt gecorrigeerd met een elektrische schok op de borstkas.

Een suiker die voor het lichaam een essentiële bron van energie is.

Een vermindering van de bloedstroom (en daardoor zuurstof) naar de weefsels.

Een scan die de bloedstroom naar de hartspier in rust en tijdens beweging vastlegt. Bij de ingreep wordt meestal een radioactieve stof geïnjecteerd.

Verwijding, of uitzetting, van een bloedvat of hartkamer.

Een lage hoeveelheid rode bloedcellen of hemoglobine in uw bloedcellen. Dit leidt tot een verminderde zuurstoftoevoer naar weefsels en organen.