1 |
tijdelijk
|
2 |
tijdelijkbijvoeglijk naamwoord - maar voor een korte serie momenten
|
3 |
tijdelijk(engels: temporary) De eigenschap voor een relatief korte tijd te bestaan of te werken.
|
4 |
tijdelijkhet is voor een tijdje dat betekend tijdelijk
|
5 |
tijdelijkEen bepaald aantal dagen/weken dat je iets doet wat daarna weer over is
|
6 |
tijdelijkTijdelijk, bn. en bijw. vergankelijk, voorbijgaande, niet eeuwig; wereldsch, wereldlijk; bij tijds, vroeg genoeg. *...LOOS, bn. zeer kort van duur. -, v. zie TIJLOOS.
|
<< tij | tijdig >> |