1 |
identificeren(engels: identification) Het herkennen of vaststellen dat iemand of iets een bepaalde persoon of een bepaald ding is.
|
2 |
identificerenhet herkennen of vaststellen dat iemand of iets een bepaalde persoon of een bepaald ding is
|
3 |
identificereniden·ti·fi·ce·ren (werkwoord; identificeerde, heeft geïdentificeerd) de identiteit vaststellen: zich identificeren (a) zijn identiteit bewijzen; (b) zich herkennen in, zich vereenzelvigen met
|
4 |
identificerenRol aannemen of vervullen zodanig dat dit (deels) deel uitmaakt van de persoonlijkheid
|
5 |
identificerenzich vereenzelvigen (zich-)
|
6 |
identificerenHet bepalen aan de hand van bepaalde criteria of een document opgenomen moet worden in een archiefsysteem.
|
7 |
identificerenLet op: Spelling van 1858 tot hetzelve of gelijkvormig maken, vereenzelvigen. Identisch, eenzelvig, eenerlei van gelijke beteekenis. Identiteit, eenzelvigheid, gelijkheid, gelijkvormigheid.
|
8 |
identificerenControleren (markeren, terugplaatsen) of de bal die je ziet wel van jou is.
|
<< zippy | toewijding >> |