1 |
commensaalkostganger; tafelgenoot
|
2 |
commensaaldisgenoot, tafelgast
|
3 |
commensaaldisgenoot, tafelgast
|
4 |
commensaal ( medisch ) onschadelijke gastkiem (bacterie) bijv. in de darm
|
5 |
commensaalonschadelijke gastkiem
|
6 |
commensaaldisgenoot, tafelgast
|
7 |
commensaaldisgenoot, tafelgast
|
8 |
commensaal(Engels: Commensal) onschadelijke gastkiem (bacterie) bijv. In de darm
|
9 |
commensaal(Engels: Commensal) onschadelijke gastkiem (bacterie) bijv. In de darm
|
10 |
commensaalEen organisme dat in of op een gastheer leeft zonder deze te schaden of ziek te maken. Deze commensalen behoren tot de natuurlijke flora van een gezond lichaam.
|
11 |
commensaalonschadelijke gastkiem
|
12 |
commensaalOrganisme dat in of op een gastheer leeft, zonder deze te schaden. Deze behoort bij het gezonde lichaam
|
<< communautair | commentaar >> |