1 |
werkwoordeen woord wat zegt wat je moet doen, het zegt het zelf, het woord laat je ietsdoen (werken) BV.: slaan, wachten, koken, typen, kopen, gieten, draaien,... er zijn zoveel mogelijkheden. (zie boven) + lopen, sprinten, leren, springen, trekken, kloppen, lezen,...
|
2 |
werkwoordEen woord dat ‘een werking’ uitdrukt. Bijvoorbeeld: 'lopen', 'gaan', 'willen', enz. (Haeseryn, 1997). Infinitief Werkwoord in ‘wij-vorm’. Bijvoorbeeld: 'drinken', 'aaien', 'gaan', enz. Stam Werkwoord in ‘ik-vorm’. Bijvoorbeeld: 'drink', 'aai', 'ga', enz. Niet- [..]
|
3 |
werkwoordHet werkwoord (Latijn: verbum [afk.: ww.]) is een woordsoort die in bijna alle talen van de wereld samen met het subject (onderwerp) en eventueel één of meer objecten (voorwerp) de basis vormt van een [..]
|
4 |
werkwoord
|
5 |
werkwoordVerbum
|
6 |
werkwoordDit artikel geeft hoofdzakelijk een overzicht van de vervoeging of conjugatie van Nederlandse werkwoorden, geordend naar grammaticale categorie en uitgewerkt met voorbeelden. De vervoeging is het vera [..]
|
7 |
werkwoordwerkwoordzn onz werkwoord (-en mv) [ˈwɛrkwort] woord dat een handeling, proces of een toestand aanduidt, bijvoorbeeld 'doen', 'e3ten' of 'paardrijden';= [..]
|
<< werkzaamheden | wennen >> |