1 |
wanten(engels: mittens (handwear)) Bedekkingen voor de hand die vier vingers in een gedeelte omsluiten en de duim in een ander.
|
2 |
wantenmeervoud van het zelfstandig naamwoord want
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wanten
wantte
gewant
zwak -t
volledig
|
3 |
wantenWanten, bw. gel. (zeew.) (ik wantte, heb gewant), het want in orde brengen; (fig.) hij weet van -, hip verstaat de zaak.
|
<< wantij | want >> |