1 |
termijnTermijn is een vast periodiek moment. Wanneer u een lening maandelijks af moet lossen. Is de termijn maandelijks.
|
2 |
termijnPeriode, Term, Tijdruimte, Tijsspanne, Tijdsverloop; Diensttijd
|
3 |
termijn
|
4 |
termijn ter·mijn de; m -en 1 bep. hoeveelheid tijd; periode 2 gezette tijd: binnen de vastgestelde ~ 3 vastgesteld deel ve som als gedeeltelijke betaling: in zes ~en betalen
|
5 |
termijninstalment
|
6 |
termijnbepaling, paalteken, merkteken, talwortel, paal, ook een weefsel van linnen ketting en wollen inslag
|
7 |
termijnbepaling, paalteken, merkteken, talwortel, paal, ook een weefsel van linnen ketting en wollen inslag
|
8 |
termijnbepaling, paalteken, merkteken, talwortel, paal
|
9 |
termijnbepaling, paalteken, merkteken, talwortel, paal, ook een weefsel van linnen ketting en wollen inslag
|
10 |
termijnter·mijn (de; m; meervoud: termijnen) 1bep. hoeveelheid tijd; periode2gezette tijd: binnen de vastgestelde termijn3vastgesteld deel van een som als gedeeltelijke betaling: in zes termijnen betalen
|
11 |
termijnTermijn, m. (-en), bepaald tijdvak, zek. tijdsverloop; (ook) dag waarop zulk een tijdvak eindigt; in of bij -en af te doen, bij bepaalde gedeelten af te betalen (eene geldsom). *-, (regt.) bepaalde da [..]
|
12 |
termijn tijdstip waarop iets af moet zijn Voorbeeld: voor het in [..]
|
<< tegenstrijdig | term >> |