1 |
stug
|
2 |
stugStug, bn. en bijw. (-ger, -st), onvriendelijk, onbuigzaam. *-HEID, v. (...eden), onvriendelijkheid; stijfheid, strengheid.
|
3 |
stugweinig meegevend, weerbarstig Het valt niet mee die stugge vacht te borstelen. weinig waarschijnlijk, niet te geloven Dat lijkt me echt stug . (met name van personen) stijf, niet tegemoetkomend, stuurs De stugge houding van de vakbonden.
|
4 |
stugdroge, bittere wijn, wijn zonder fruit
|
<< OBV | Kaffer >> |