1 |
struikelenregelmatig werkwoord - met je voet haken en (bijna) vallen
|
2 |
struikelenhet evenwicht verliezen doordat men met de voet verstrikt raakt
Er stak een stuk wortelstok uit de grond en hij struikelde daarover.
|
3 |
struikelenDe mist ingaan, Falen, Misgaan, Mislukken
|
<< sst | staak >> |