1 |
speciaalzonderling, bijzonder
|
2 |
speciaalAfwijkend, Apart, Bijzonder, Eigen, Exceptioneel, Exclusief, Extra, Particulier, Singulier, Specifiek, Uitzonderlijk; Bepaaldelijk, Bijzonderlijk, Expliciet, Expressis verbis, In het Bijzonder, Inzonderheid, Met name, Nadrukkelijk, Specifiek, Uitdrukkelijk, Vooral, Voornamelijk
|
3 |
speciaalzonderling, bijzonder
|
4 |
speciaalzonderling, bijzonder
|
5 |
speciaalbijvoeglijk naamwoord - nergens anders mee te vergelijken
|
6 |
speciaalop een positieve manier anders dan het andere
|
7 |
speciaalzonderling, bijzonder
|
8 |
speciaalLet op: Spelling van 1858 Speciƫel, bijzonder, afzonderlijk; bepaald, naauwkeurig; naauwbevriend, zeer vertrouwd. Specialiteiten, specialia, Lat., bijzonderheden, bijzondere omstandigheden. Specialissima, de kleinste of geringste omstandigheden. Specialiseren, bijzonder kenmerken en aanduiden
|
<< Spec | specialiteitsbeginsel >> |