1 |
sinusEen holte of spleet.
|
2 |
sinusHolte, bocht, boezem
|
3 |
sinus jongensnaam Betekenis: Verkorting van Gesinus. Deze naam komt vooral in Gronings en Drents voor.
|
4 |
sinusBij gastropoden een inbochting van de mondrand.
|
5 |
sinusBijholte, Holte
|
6 |
sinusEen sinusvormig signaal (kortweg 'sinus') is een basisvorm van wisselspanning of wisselstroom. Het is een signaal dat in de tijd gezien volgens een sinusfunctie verloopt.
In de elektrotechniek en ele [..]
|
7 |
sinusEen bocht, holte, uitholling of boezem.
|
8 |
sinusLet op: Spelling van 1858 zeeboezem; zak of hol eener zweer; holte in een been, dat eenen naauwen ingang heeft. Voorts eene hoofdlijn in de driehoeksmeting door sommigen, onder anderen door de Nederlandsche wiskundigen, de halve pees of halve boorden van eenen boog genoemd; door andere hedendaagschen, waaronder, ook de Duitsche wiskundige Bürja, de steun van den hoek of boog. Tot dit stelsel behoort ook de sinus versus, dwarssteun; tangens, raaklijn; secans, snijlijn; alsmede de cosinus, zijsteun; cosinus versus, zijdwarssteun; cotangens, zijraaklijn; cosecans, zijsnijlijn. De straal van den boog wordt de hoofdsteun, sinus totus, genoemd
|
9 |
sinusL holte, bocht, boezem; caroticus, syn. bulbus caroticus, verwijding in de a. carotis interna; lokalisatie van het glomus caroticum; cavernosus, veneuze bloedboezem ter weerszijden van de sella turcica waarin o.a. oogaders uitmonden; coronarius, de wijde eindvena van de kransvatencirculatie, uitmondend in het rechter atrium; ethmoidalis, syn. etmoïdcellen, neusbijholte in ...
|
<< sinister | Siri >> |