1 |
scharrelen01: beetje rotzooien met een leuke jongen of meisje
|
2 |
scharrelenKrasselen, Strompelen; Eten zoeken, Grabbelen, Rommelen, Snuffelen, woelen, zoeken; Flikflooien, Flirten, Foefelen
|
3 |
scharrelenonzeker lopen, strompelen
|
4 |
scharrelenonzeker lopen, strompelen
|
5 |
scharrelenScharrelen, ow. gel. (ik scharrelde, heb gescharreld), wroeten, krabben (als de hoenders); langzaam en moeijelijk loopen. *-, bw. zamenscharrelen, bijeenkrabben.
|
6 |
scharrelenregelmatig werkwoord - met allerlei dingen bezig zijn Voo [..]
|
7 |
scharrelenonzeker lopen, strompelen
|
8 |
scharrelenonzeker lopen, strompelen
|
<< schamper | schat >> |