1 |
regulier[m.] gebruikelijk
|
2 |
reguliergeregeld, geschikt, rechtuit
|
3 |
regulier- Normaal. - Régulier (Fr). - Conform de regels, (volgens de regels). - Een symetrische presentatie met karakter. - Geordend. - In Harmonie.
|
4 |
reguliergeregeld, geschikt, rechtuit
|
5 |
regulierAlgemeen, Geregeld, Regelmatig; Cenobiet,Kloosterbroeder, Kloosterling, Monnik, Ordegeestelijke
|
6 |
reguliergeregeld, geschikt, rechtuit
|
7 |
reguliergeregeld, geschikt, rechtuit
|
<< Bila | Autonomie >> |