1 |
mild
|
2 |
mildMild, bn. en bijw. (-er, -st), *-ELIJK, bijw. niet karig, mededeelzaam, rijkelijk; vrijgevig; zacht, week; inschikkelijk, niet streng; (fig.) vruchtdragend; de -e (niet strenge) toepassing der wetten; [..]
|
3 |
mildEen smaakaanduiding voor een zacht bier dat goed in balans is.
|
<< minuut | Milena >> |