1 |
jegensTegenover, ten aanzien van, ten opzichte van, vis à vis, versus (meestal een andere persoon). Zijn gedrag jegens medeleerlingen was onaanvaardbaar. |
2 |
jegensVoorzetsel
jegens
|
3 |
jegensvoorzetsel - ten opzichte van Voorbeeld: je mag wel wat d [..]
|
4 |
jegensten opzichte van, tegenover
|
5 |
jegensjegensvz jegens [ˈjexəns] tegenover;= tegen wantrouwen jegens je rivaal voelen
|
6 |
jegensJegens, vz. ten aanzien van, tegenover; de pligten - God; vriendelijk - iem. zijn. ↑ *-WOORDIG, bn. tegenwoordig.
|
| << canvas | effect sorteren >> |