1 |
deugenregelmatig werkwoord - niet in orde zijn, niet goed Voorb [..]
|
2 |
deugen ( inergatief ) aan eisen van moraliteit of kwaliteit voldoen
Ik weet niet of die oplossing deugt of niet.
|
3 |
deugenDeugen, ow. gel. (ik deugde, heb gedeugd), braaf-, deugdzaam zijn; dienstig zijn tot (iets); niet -, zich slecht gedragen, een slecht hart bezitten.
|
4 |
deugenBraaf zijn, Oppassen; Oppassen; Geschikt zijn; Kloppen
|
<< determinanten | deugniet >> |