1 |
zwoegen ( inergatief ) zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren
De werkers zwoegen in de mijnen.
Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets.
Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten.
|
2 |
zwoegenBeulen, Labeuren, Ploeteren, Slaven, Sloven, Tobben, Wroeten, Zich afbeulen; Blokken, Vossen; Hijgen
|
<< zwendel | Zwanenzang >> |