1 |
wijs
|
2 |
wijsbijvoeglijk naamwoord - verstandig, wie veel weet Voorbee [..]
|
3 |
wijsWijs, Wijze, v. (wijzen), manier; gewoonte; aard; zangtoon, maatzang; † aar; mode; (taalk.) hoofdvorm van de vervoeging der werkwoorden; op geenerlei -, hoegenaamd niet; (spr.) 's lands - 's [..]
|
4 |
wijsWijs of modus is een grammaticale categorie waarmee de relatie wordt aangegeven tussen een werkwoord en de werkelijkheid. In veel talen komt wijs tot uitdrukking in de morfologie, meer bepaald de verv [..]
|
5 |
wijsWijs, bn. en bijw. (wijzer, wijsst), verstandig, veel wetende, geleerd; voorzigtig; wie is -? wie kan zeggen dat hij verstand heeft?
|
6 |
wijsManier, Modus, Wijze; Air, Chanson, Lied, Melodie, Wijsje, Wijsje, Zang, Zangstuk, Zangwijs, Zangwijze; Filosofisch, Intelligent, Prudent, Redelijk, Schrander, Slim, Verstandig, Vroed, Weldenkend, Zinnig; Modaliteit
|
<< wijken | wijze >> |