1 |
wijlenDood, Gestorven, Heengegaan, Kassiewijle, Ontslapen, Ontzield, Overleden, Ter ziele, Zaliger; Toeven, Verblijven, Verwijlen
|
2 |
wijlenWijlen, bn. overleden, afgestorven.
|
3 |
wijlenmeervoud van het zelfstandig naamwoord wijl
|
<< universum | episode >> |