1 |
werenWeren, bw. gel. (ik weerde, heb geweerd), keeren, te keer gaan, beletten, tegengaan, tegenhouden. ZICH -, ww. zich verdedigen, tegenstand bieden; (fig.) zijn best doen, zich inspannen. *...RING, v. he [..]
|
2 |
werenAfwenden, Keren, Tegenhouiden, Uitsluiten
|
3 |
weren
|
<< werkkring | Werkervaring >> |