1 |
vroegerVerleden, Voorafgaand, Voorbij, Vorig; Eer, Eerder, Tevoren, Voordezen, Voordien; Gewezen, Voordien; Gewezen, Oudtijds, Voorheen, Voormalig; Eens, Eerst, Eertijds, Goede oude tijd, indertijd, Tempo doeloe, Toen, Weteer
|
2 |
vroegerBijwoord
vroeger
|
3 |
vroegerbijvoeglijk naamwoord - voor de tijd van nu Voorbeeld: mi [..]
|
<< vrek | vrees >> |