1 |
voorheenbijwoord - voor de tijd van nu Voorbeeld: voorheen stond [..]
|
2 |
voorheenEens, Eerder, Eertijds, Olim, Tevoren, Vroeger, Weleer
|
3 |
voorheenBijwoord
voorheen
|
4 |
voorheen[o.] eerder
|
<< voordeel | voortbewegen >> |