1 |
vies
|
2 |
viesEen verwijzing naar iemand die de buurt 'goed' kent. Die vrouwtje is vies swa, blijf weg van die
|
3 |
viesGoor, Mottig, Onzindelijk, Smerig, Verontreinigd, Vuil; Misselijkmakend, Onsmakelik, Stinkend, Walgelijk, Walglijk; Aantotelijk, Afstotelijk, Choquant, Ergerlijk, Obsceen, Oneerbaar, Ontuchtig, Onzedelijk, Schunnig, Stuitend, Voos, Weerzinwekkend; Bizar, Buitenissig, Excentriek, Grillig, Raar, Typisch, Vreemd, Vreemdsoortig, Wonderlijk, Zonderling
|
4 |
viesbijvoeglijk naamwoord - met een onaangename smaak Voorbee [..]
|
5 |
viesErg mooi. Joran: die auto is VIES patrick!
|
6 |
viesviesbn vies [vis] 1 vuil; schoon vieze vingers
|
7 |
viesVies, bn. en bijw. (...zer, -st), walgelijk; walging gevoelende; kiesch, keurig (inz. op het eten); zich - (al te keurig) houden; ik
|
<< bjorn | afroombox >> |