1 |
vervallen
|
2 |
vervallenAflopen, Cesseren, Ophouden, Verlopen, Verschijnen; Afvallen, Ontvallen, Uitvallen, Wegvallen; Achteruitgaan, Terugvallen, Verminderen; Vermolmen, Verweren; Verliederlijken; Afgeleefd, Bouwvallig, Gammel, Instortend, Kaduuk, Krakkemikkig, Kramakkel, Kramakkelig, Ruineachtig, Verarmd, Verlopen, Verwaarloosd, Verzwakt; Toegevallen
|
<< ventileren | ventraal >> |