1 |
verstotenIemand wegsturen. Iemand niet langer willen zien.
|
2 |
verstoten ( overgankelijk ) niet langer in de omgeving dulden
Hij had al zijn kinderen verstoten .
|
3 |
verstotenUitstoten, Uitwerpen, Verschoppen, Verwerpen; Verworpen
|
<< verstrekken | verbondenheid >> |