1 |
toornBoosheid, Dolheid, Drift, Frenesie, Gebelgdheid, Geprikkeldheid, Gramschap, Grimmigheid, Koleire, Kwaadheid, Opgewondenheid, Opvliegendheid, Opwinding, Razernij, Waanzin, Woede; Ergernis, Gebelgdheid, Gekrenktheid, Verbolgenheid, Verontwaardiging
|
2 |
toornToorn, m. gmv. gramschap, driftvervoering, woede, opvliegendheid. *-EGLOED, m. gmv. hevige gramschap. *-EN, ow. gel. (ik toornde, heb getoornd), toornig zijn. *-IG, bn. en bijw. (-er, -st), *-IGLIJK, [..]
|
3 |
toornwoede, gram
Men vreze de toorn van God.
|
<< top | toga >> |