1 |
tjappenEten Ik tjap Jij tjapt Wij tjappen Wij hebben getjapt
|
2 |
tjappenEten
|
3 |
tjappenJamjamjamjam leker eten (tjappen) #lekker eten dus
|
4 |
tjappeneten ik ga tjappen mang = ik ga zo eten
|
5 |
tjappenTjappen: Hij tjapt, zij tjapt, wij hebben getjapt, ik tjap. Het is een woord dat gebruikt wordt voor ''eten'' * Wij hebben die pizza op gejapt. * Ik tjap die poenie als een bastognekoek. * Zij heeft met haar moeder bij Herman den Blijker gejapt. * Hun tjappen het nog van de grond af.
|
6 |
tjappenjatten, stelen, niet heel erg het is een luchtige versie van het echte stelen. hij tjapt de oortjes die ik heb gevonden.
|
7 |
tjappenMeenemen, stelen, jatten, ergens vandaan meenemen, gestolen
|
8 |
tjappenEven de kachel aansteken als het heel erg koud is.
|
9 |
tjappenSmakkende geluiden maken met je mond Speeksel neemt toe
|
10 |
tjappengrond los maken
|
11 |
tjappenvan een merk of stempel voorzien. Hindustani chhap, Maleis tjap. Zie vooral Yule-Burnell in voce chop.
|
<< geconstateerd | NAE >> |