1 |
strijkengaan strijken met bemachtigen, winnen: met de winst, de prijs gaan strijken
|
2 |
strijkenDuits werkwoord: streichen - strich - gestrichen
|
3 |
strijkenonregelmatig werkwoord - glad maken met een heet ijzer Vo [..]
|
4 |
strijken
|
5 |
strijkenbeschieten of bekleden met planken.
|
6 |
strijkenAmeren, Vagen, Vegen; Liefkozen, Strelen; Gladstrijken, Wegstrijken; Achteruitroeien; Uitspreken, Vellen
|
7 |
strijkenStrijken kan verwijzen naar:
een strijkijzer of strijkmachine gebruiken om kleding of beddengoed glad te maken
de scheepsmast strijken, het naar beneden halen van de mast van een zeilboot
|
8 |
strijkenStrijken, bw. ow. ong. (ik streek, heb gestreken), zacht met de hand (of iets anders) over iets heengaan; waschgoed door een heet ijzer glad maken; naar zich toe halen (geld enz.); -, neêrlaten; strij [..]
|
<< strippen | stek >> |