1 |
smoor een slecht humeur Voorbeeld: hij heeft er weer eens de s [..]
|
2 |
smoor de ~ in hebben : ergens boos over zijn
Hij had daar flink de smoor over in.
|
3 |
smoorSmoorlijk; Rook, Smook, Walm, Wasem; Damp, Fog, Mist, Vevel; Stoofgerecht
|
<< smeulen | smeuïg >> |