1 |
schuivenonregelmatig werkwoord - verplaatsen door te duwen Voorbe [..]
|
2 |
schuivenZie 'lepelen'. [Luitzen : 168]
|
3 |
schuivenSchuiven, bw. ow. ong. (ik schoof, heb geschoven), iets voortbewegen zonder het op te ligten; (fig.) verplaatsen, overbrengen; op iem. de schuld -, hem den misslag wijten; iets van zijnen hals -, zich [..]
|
4 |
schuiven
|
5 |
schuivenGlijden, Scheren, Sullen, Voortschuiven; Belonen, Betalen, Contenteren, Dokken, Neertellen, Opbrengen, Schokken, Uitbetalen, Uitheren
|
6 |
schuivenDuits werkwoord: schieben-schob - geschoben
|
<< Schink | schoolschrift >> |