1 |
schuierenBorstelen
|
2 |
schuieren ( overgankelijk ) met een enigszins ruw voorwerp een stoffen of leren voorwerp bewerken ter reiniging
Hij schuierde zijn juchtleren jasje en het was weer als nieuw.
|
3 |
schuierenAls het zadel van de fiets te hoog stond,dan schuierde je met je achterwerk over het zadel
|
<< schuier | schittering >> |