1 |
schamelbijvoeglijk naamwoord - wat niet veel voorstelt, onbeduidend [..]
|
2 |
schamelSchamel, bn. en. bijw. (-er, st), verlegen; gedrukt; armoedig, behoeftig, kaal; naakt; gering, nederig; eerbaar; de -e (behoeftige) gemeente; het -e brood. *-, m. (rijt.) disseltang. *-BOUT, m. (-en), [..]
|
3 |
schamel
|
4 |
schamelEen wiel waar een ketting op loopt, is een schamelwiel. Een kettingsluiting in een fietsketting is ook een schamel. Een eindschakel waaraan bevestigingsoog is ook een schamel
|
5 |
schamelArm, Armetierig, Armoedig, Armzalig, Klein, Kommerlijk, Onaanzienlijk, Pover, Schabberig
|
<< schacht | schamper >> |