1 |
ruikereen boeket
Hij nam een paar ruikers mee voor de hele familie.
|
2 |
ruikerRuiker, m. (-s), eenige bloemen bijeengebonden. *-FLESCHJE, (B. -N), o. (-s), reukfleschje. *-MAKER, m. (-s), *-MAAKSTER, v. (-s).
|
<< ruiken | ruildiensten >> |