1 |
ontzagOp een eerbiedige manier vrees of respect hebben voor iets of iemand. Belangrijk is wel dat je die vrees of dat respect hebt om een andere reden dan het feit dat die persoon een autoriteit is. Een oom die alles weet van treinen boezemt ontzag in. Een politieagent die nadrukkelijk kleiner is dan jij, doet dat niet. Je kunt ook ontzag hebben voor iets, zoals een berg die ontzettend groot is of een meer dat juist heel diep is. Wie ontzag heeft voor iets of iemand die gaat dus heel voorzichtig om met die persoon of met datgene.
|
2 |
ontzagHet is eigenlijk hetzelfde als respect of ontzag, maar ook diepe bewondering voor iemand hebben. Ontzag is dan wel nog een gradatie meer. Dit kan zijn voor personen die een belangrijke functie hebben en die je waardeert, zoals een arts. Maar ook groot ontzag en soms wel een licht gevoel van angst hebben voor mensen die een bijzonder of uitzonderlijks prestatie hebben verricht. Niet alleen personen, maar ook zaken zoals mooie muziek, een prachtig landschap of dieren, kunnen je een gevoel van ontzag geven. Daar kun je zelfs stil van woorden, wat het ontzag nog meer naar voren laat komen.
|
3 |
ontzagOntzag, o. gmv. eerbiedige schroom, vereering; magt, aanzien, grootheid; invloed. *-BAAR, bn. en bijw. (-der, -st), met ontzag. *-GELIJK, bn. en bijw. (-er, -st), ontzag inboezemend; (fig.) uitnemend, [..]
|
4 |
ontzagenkelvoud verleden tijd van ontzien
Ik ontzag .
Jij ontzag .
Hij, zij, het ontzag .
|
<< ons | ontwikkelen >> |