1 |
onheil groot ongeluk
De jongen voelde dat er onheil in de lucht hing, en maakte zich uit de voeten.
|
2 |
onheilOnheil, o. (-en), groot ongeluk, ramp. *-BRON, v. oorsprong -, oorzaak van rampen. *-IG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. strijdig met hetgeen heilig is. *-IGHEID, v. *-ZAAM, bn. en bijw. (...ame [..]
|
3 |
onheilOnheil betekenis ramp ook gezegd van kwaadaardige vrouw ze brengt onheil ongeluk een ramp vrouw een vrouw die veel onheil en ellende veroorzaakt in iemand zijn leven die ze niet mag. Ik heb zo, n rampbuurvrouw ziekelijk brengt veel onheil in mijn leven.
|
<< ongoed | onherroepelijk >> |