1 |
kastoeStraattaal voor “brede”. Komt van het woord kast.
|
2 |
kastoeBrede gozer die veel fitness gaat noemen we een kast of kastoe. Hij is kastoe hij traint elke dag.
|
3 |
kastoeEchte Turkse man met MaasAllah buik. "Deze Turkoe is echt kastoe geworden!" "Ik weet hij tjapt elke dag döner, hij heeft MaasAllah buik gekregen." "MaasAllah echt Turkse man."
|
4 |
kastoeExtreem stoere badboy, waarbij met name de inname van Dextro de stoerheid bepaald.
|
5 |
kastoeVeel te cool zijn. Yannick is super cool. Sommige mensen zeggen dat yannick een kastoe is. In deze zin betekend het dat Yannick een kast is.
|
6 |
kastoeVoorbeeld van ‘kastoe’ in een zin: “wat doe je kastoe?”. Betekent “wat doe je stoer”.
|
<< randstad | adhesie >> |