1 |
geassocieerdas·so·ci·ë·ren (werkwoord; associeerde, heeft geassocieerd) verbinden, in verband brengen: Ierland associeer ik met regen bij Ierland denk ik aan …
|
2 |
geassocieerdin verband brengen bijvoorbeeld: De pijn geassocieerd met deze aandoening kan opwarmen met activiteit in de begin fase van het letsel.
|
3 |
geassocieerdBv zeggen van ik ben geassocieerd met perfectie van ik ben alleen uit naar perfectie mensen denken aan da als ze mij zien. Of verbonden zijn
|
4 |
geassocieerdvoltooid deelwoord van associëren
|
<< i.g.v. | amortisatie >> |