1 |
eerlijkbijvoeglijk naamwoord - wie de waarheid spreekt en niet bedr [..]
|
2 |
eerlijkeerlijkbn eerlijk [ˈerlək] zonder leugens of bedrog; oneerlijk een eerlijke verdeling van de opbrengst
|
3 |
eerlijk
|
4 |
eerlijkEerlijk, bn. en bijw. (-er, -st), braaf, deugdzaam; regtschapen, vroom; (fig.) fatsoenlijk, deftig; een - meisje; - duurt het langst, met een goed gedrag komt men het verst; eene -e (fatsoenlijke) beg [..]
|
5 |
eerlijkWordt gezegd van een wijn of van een van de aspecten hiervan (kleur, bouquet, smaak, enz.), als hieraan geen fouten of onduidelijkheden kleven.
|
6 |
eerlijkGelijk verdeeld
|
<< eerdaags | eerzucht >> |