1 |
aarzelenregelmatig werkwoord - je bent onzeker en je wacht nog even [..]
|
2 |
aarzelen ( inergatief ) onzeker zijn, twijfelen
Hij aarzelde nog wel een beetje, maar ging uiteindelijk toch.
|
3 |
aarzelenDat je niet zeker bent dat je gaat of niet. Ik aarzel dat ik naar brouloft ga maar uit eindelijk ging ik tog.
|
4 |
aarzelenAarzelen, ow. gel. (ik aarzelde, heb geaarzeld), weifelen, talmen, dralen, besluiteloos zijn. *...ZELING, v. (-en).
|
<< aantonen | aas >> |