1 |
Wemelen(ww) - krioelen
|
2 |
WemelenWemelen, onp. gel. (het wemelde, heeft gewemeld), door elk. zich bewegen (b.v. kruipen, loopen, vliegen enz.); krioelen; (fig.) in overvloed voorhanden zijn. *...ING, v. het wemelen, gewemel.
|
3 |
WemelenGrimmelen, Krielen, Krieuwelen, Krioelen, Wriemelen, Zwermen
|
<< Welbehagen | Wending >> |