1 |
VerijdelenAfhouden van, Beletten, Beschamen, De pas afsnijden, Dwarsbomen, Tegenhouden, Verhinderen, Voorkomen, Weerhouden; Frustreren, Teleurstellen
|
2 |
VerijdelenVerijdelen, bw. gel. (ik verijdelde, heb verijdeld), nutteloos maken, te niet doen, te leur stellen; doen mislukken. *...IJDELING, v. gmv. het verijdelen. *...IJZEN, ow. gel. ijs worden, in het ijs va [..]
|
<< Verheffing | Verleppen >> |