1 |
TurenTuren, ow. gel. (ik tuurde, het getuurd), stipt kijken, - zien (op iets), gluren.
|
2 |
TurenVerwisselen (oud Limburgs) In het verleden werden de koeien verplaatst in de wei, toen er nog geen draagafzetting was. Dat verwisselen heette TUREN.
|
3 |
Turenverwisselen en stipt kijken en glarien. dat zijn drie betekenissen van turen.
|
4 |
TurenGlarien
|
<< Tureluurs | Turfmolm >> |