1 |
ToevenToeven, bw. gel. (ik toefde, heb getoefd), doen wachten, ophouden, doen blijven; onthalen. *-, ow. blijven wachten. *...VING, v. het toeven.
|
2 |
ToevenBanken, Bivakkeren, Legeren, Verblijven, Vertoeven, Wijlen, Wonen, Zijn; Dralen
|
<< Toernooi | Togen >> |