1 |
StandvastigAanhoudend, Bestendig, Betrouwbaar, Constant, Duurzaam, Gedecideerd, Getrouw, Kalm, Kranig, Onbezweken, Onbuigbaar, Onvermoeibaar, Onverstoorbaar, Onverstoord, Onverzettelijk, Onwankelbaar, Onwrikbaar, Persistent, Resoluut, Rotsvast, Stabiel, Sterk, Trouw, Vast, Vastberaden, Vastbesloten, Vasthoudend, Volhardend, Volstandig
|
2 |
StandvastigStandvastig, bn. en bijw. (-er, -st), *-LIJK, bijw. volhardend, duurzaam, onwrikbaar; hoĆ» en trouw. *-HEID, v. gmv.
|
<< Stamboek | Stapelmarkt >> |