1 |
Bijlegger1. schip dat bijdraait; 2. hevige tegenwind die belet zeil te voeren en tot bijdraaien noopt [zie ook: bijleggen].
|
2 |
BijleggerSchip dat uit nood of op goed geluk een haven binnen loopt. Uit van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal.
|
<< Bidoor | Bijsonder >> |