1 |
schrik plotselinge angst of geschoktheid Voorbeeld: hij beefde [..]
|
2 |
schrik
|
3 |
schrik‘Schrik benoemt [in tegenstelling tot vrees voor iets bepaalds en angst, HS] de toestand waarin men geraakt als men aan een gevaar blootstaat zonder erop voorbereid te zijn, en legt het accent o [..]
|
4 |
schrikAfschrik, Afschuw, Alteratie, Consternatie, Griezel, Grilling, Huiver, Huivering, Ijzing, Ongerustheid, Onrust, Ontroering, Ontsteltenis, Ontzetting, Opschudding, Verschrikking; Angst, Bangheid, Benauwdheid, Benauwenis, Ongerustheid, Schroom, Vervaardheid, Vrees, Vreze
|
5 |
schrikSchrik, m. (-ken), plotselinge -, hevige gemoedsaandoening (door eene oorzaak van buiten); ontsteltenis, ontroering; eenen - ontwaren, gevoelen, ondervinden; door - bevangen worden; van - beven; - ver [..]
|
<< schrikbarend | schrijven >> |