1 |
schokkenHobbelen, Horten, Hotsen, Schommelen, Schudden, Snokken, Stoten; Aandoen, Aangrijpen, Aanstoot, Geven, Bewegen, Emotioneren, In de war brengen, Kwetsen, Ontroeren, Roeren, Verpletteren; Betalen, Dokken, Neertellen, Opdokken, Schuiven
|
2 |
schokkenVeranderingen in de economische ontwikkelingen die onverwacht zijn (zoals onrust op de financiële markten of natuurrampen) of veranderingen in de economische ontwikkelingen die niet onverwacht zi [..]
|
3 |
schokkenregelmatig werkwoord - korte, heftige bewegingen maken Vo [..]
|
4 |
schokkenmeervoud van het zelfstandig naamwoord schok
|
<< schout | Schokkers >> |