1 |
jonkbn jong, jeugdig Bont jóngk, bnw. 'jonk' - jong: 1) jeugdig, 2) ongehuwd: jóng(k) bleve - ongehuwd blijven. Antw. JONK (in 't Z. en W.: joenk) bww. - jong, Fr. jeune.
|
2 |
jonkgroot Chinees zeilschip met drie masten en een zeer hoog en breed achterschip. Verbastering van het Indonesische woord djung. Zie ook Yule-Burnell in voce junk.
|
3 |
jonkLet op: Spelling van 1858 Junk, een schip, hetwelk in Indië, China en andere streken gebruikt wordt, met een of twee masten en zoowel tot vervoer als tot vermaak dienende
|
<< jöllie | jèùne >> |