1 |
dictusgezegd, voornoemd die op de dag, genoemd, geheten
|
2 |
dictusgezegd, voornoemd die op de dag, genoemd, geheten
|
3 |
dictusgezegd, voornoemd die op de dag, genoemd, geheten
|
4 |
dictusgezegd, voornoemd die op de dag, genoemd, geheten
|
<< Dictum | dictyitis >> |